Geboren te Brussel op 18 januari 1932
Overleden op 5 februari 2013, in de leeftijd van 81 jaar

Ere-Voorzitter van Koninklijke Toneelvereniging De Violier Jette (Jette)

Ridder sinds 29 mei 1976
Geïntroniseerd op 29 mei 1976

Lid van de Hoge Raad sinds 13 juni 1981
Grootmeester van 13 juni 1981 tot 24 januari 2009
Erelid van de Hoge Raad sedert 24 januari 2009

Toespraak van grootmeester J. Mennekens bij zijn aanstelling

Mijnheer de Ere-Grootmeester,
Mijnheer de Ere-Penningmeester,
Mejuffrouw, Mijne Heren,
Heren van de Hoge Raad, Geachte Orde-genoten,

Ik dank U voor het vertrouwen dat u in mij hebt gesteld.

Het heeft U behaagd mij tot Grootmeester van onze Orde aan te stellen. Mij had volgens de democratische regels eigen aan onze Orde – deze hoge eer en verantwoordelijkheid vandaag ook kunnen niet te beurt vallen. Maar ik heb deze dag met hoop en vertrouwen tegemoet gezien en heb mij op een dankwoord voorbereid. In de eerste plaats wens ik hulde te brengen aan mijn hooggeachte voorganger Grootmeester Jules Poffé.

De O.G.M. werd opgericht in januari 1963. Op dat ogenblik bestond het P.T.V. al 40 jaar. De bezielers van het P. T. V. hebben duidelijk een verband willen leggen tussen de O.G.M. en de dynamiek van het P. T. V.. Ik behoor tot de jongeren die na de tweede wereldoorlog hun eerste stappen op het toneel waagden. Van toen af keken wij met vertrouwen aan tegen de grote werkkracht, het enthousiasme en de grote bevoegdheid van Jules Poffé.

Dhr. Jules Poffé, nu erevoorzitter van het P. T. V. zoals van het K.N.T.V., was vergeten wij het niet, een topambtenaar bij het Ministerie van Nederlandse Cultuur en heeft zijn leven lang, zijn rijke ervaring en grote beroepskennis ten dienste gesteld van de Vlaamse toneelverenigingen. Hiervoor zijn wij hem blijvend dankbaar. Dhr. Victor Rongé die ik in de vijftiger jaren leerde kennen op het vlak van de Brusselse toneelverenigingen, komt uit het onderwijs. Hij behoort tot die generatie onderwijzers die met diep plichtsgevoel beseften dat hun taak niet beëindigd was wanneer de bel gerinkeld had en de school poort gesloten werd maar dat zovele jongeren door hem opgeleid, ook na de schooltijd – die in die jaren voor velen zo kort was – nog behoefte hadden aan raad, begeleiding en naschools vormingswerk. Waar beter dan bij het toneel kwam dit volksopvoedend werk tot uiting? Victor Rongé heeft dit ten volle begrepen en waar gemaakt. Hiervoor heeft hij recht op onze erkentelijkheid.

De gedachten aan die tijd zijn ook doorweven van dankbare herinneringen aan de nagedachtenis van moedige ridders zoals Karel Jespers, A. Maurissen, Fr. Leemans en J. Lettanie.

In dit aards bestaan zijn we allen schakels van een lange keten en de keten is zo sterk als elk van de schakels dragen kan. Ik verheug mij in de veronderstelling dat, mij het Grootmeesterschap toevertrouwend, U ook de verdiensten van mijn grootvader en van mijn vader indachtig zijt geweest. Op mijn beurt doe ik mijn best om de waarden mij toevertrouwd gaaf te houden, ze mogelijk te ontwikkelen, ten einde ze later over te dragen aan een volgende generatie waarbij naar ik hoop en streef, mijn zoon zal behoren.

Het Grootmeesterschap toevertrouwend aan een nog jonge ridder zal U hopelijk aanzetten – Uw bedoeling voltrekkend – om tot de Orde te laten toetreden andere jonge ridders die ook volop in de branding staan om professionele activiteiten harmonisch te laten samengaan met vrijetijdswerking. Dit moet naar ik meen, één onzer grote belangstellingspunten zijn. De belangen van het amateurtoneel behartigend, moeten wij streven naar dit harmonisch samengaan van werk, gezin en toneel. Dit is het drieluik waarin wij ons weerspiegeld zien, waarin wij moed en kracht putten.

Het gevaar is inderdaad groot, dat in semiprofessionele aangelegenheden de accenten verlegd worden ten nadele en van het beroepsleven en van de familiale belangen.

En daar moeten wij onze jongere elementen voor behoeden. Ons toneel is het amateurstoneel, elke vorm die hiervan afwijkt is een Fata-Morgana waar onze jongelui wanneer ze hier niet specifiek zijn voor opgeleid, gekneusd en verbitterd van terugkomen.

Ons toneel is het vrijetijdstheater. Dit theater moet vrij en feestelijk zijn. Het feest staat naast het zorgende leven. Feesten doet men ook niet iedere dag. De woorden viering en feest zijn verwant met het Latijnse feriae: de vrije dagen waarop men geen zaken doet. Het verhaal van ons leven zal voor een deel het verhaal van onze feestelijke gebeurtenissen zijn waarin de lange reeks van de stukken die we hebben gespeeld, geregisseerd of helpen verwezenlijken, een vooraanstaande plaats zal innemen.

Benevens de rechtmatige ontspanning die we zoeken in het amateurtoneel, hebben we echter tot plicht in onze vertechniseerde samenleving, te zoeken naar vormen en uitdrukkingsmiddelen die een eigentijds karakter aan onze activiteiten geven. Dit acht ik als zeer belangrijk, willen we de jeugd winnen voor onze actie en de bestendigheid van onze culturele werking waarborgen. Dikwijls menen we – te goeder trouw – dat dit doel bereikt is en blijft. Maar deze verworvenheid moet elke dag opnieuw in vraag worden gesteld. De Ridders zullen zich hierover wijselijk hebben te beraden.

Dit ononderbroken streven naar verbetering moet ons ook niet doen overhellen naar overdreven prestatiezucht. Totale inzet bevordert niet altijd de spelvreugde die blijvend centraal moet staan. Rivaliteit kan binnen de kring en onderling tussen de verenigingen misnoegen en ontmoediging wekken. In deze tijden moeten we vooral kunnen rekenen op elkaars vriendschap en waardering. Hier ook ligt een belangrijke rol weggelegd voor alle ridders. Zodoende zullen zij, steunend op hun gezag en waardigheid, zich inzetten om de onderlinge banden tussen onze spelers en tussen onze Brabantse verenigingen nader toe te halen. In al onze handelingen zullen we onze eed van trouw aan het amateurtoneel, de orde en aan onze moedertaal indachtig  zijn.        

Graag wil ik besluiten met een vers van mijn grootvader, dichter Jef Mennekens, een vers dat hij met grote bezieling schreef ter ere van de toneelspelers en toneelspeelsters, dit naar aanleiding van een feestelijke aangelegenheid in het Toneelverbond van Molenbeek in 1911. De dichter houdt ons voor in zijn eigen bloemenrijke taal dat, zelfs indien onze kunstbeoefening uiteraard vergankelijk is zoals de rozen en seringen, belangrijk is de herinnering die we nalaten.

Hier volgt een fragment uit “Rozen”

Wil het lot, dat ik om rozen treur?

Mij blijft herinnering bij aan wat ze schonken,
aan goedheid en kracht, aan liefde en licht;
en zo, o kunstenaar, na al de vonken
van uw kunst, rijst gij voor mijn gezicht.

Al zijn uw woorden heen, ik kan nog dromen
van ‘t rein vervoeren, dat gij wekken kwaamt;
al dacht ik, dat geen vreugde meer zou komen,
gij zijt het die mij riept en medenaamt,

me naamt naar landen van verwonderingen,
en gingt ge weder, troost me liet en kracht;
gaat gij voorbij, als rozen en seringen,
uw naam blijft zingen uit de levensnacht.

zaterdag 13 juni 1981
in lokaal Waltra, Arduinkaai 2 te Brussel.


Afscheidsrede van Grootmeester Julien De Doncker bij het overlijden van Jef Mennekens

Vandaag nemen wij, Orde van het Gulden Masker, afscheid van een vriend, ordegenoot, eregrootmeester Jef Mennekens. Hij werd in onze Orde opgenomen op 29 mei 1976. Op de Plenaire vergadering van het Algemeen Kapittel van 13 juni 1981 werd hij benoemd tot Grootmeester, taak die hij tot 2008 met veel enthousiasme vervulde.
Gedurende jaren stond hij pal
Bij het horen van trompetgeschal
En sloeg hij Ridders met de knots
Behendig, zwierig en vol trots       
Het ridderschap was een bekroning voor zijn jarenlange inzet voor cultuur, de Nederlandse taal en het amateurtheater in het bijzonder. Taal en Theater werd hem als het ware, thuis met de paplepel opgegeven. Zijn grootvader en vader waren hem vooraf gegaan. Het is dan ook niet verwonderlijk dat hij op zeer jonge leeftijd in hun sporen trad. Eerst als acteur, daarna als regisseur, bestuurslid en voorzitter van zijn vereniging “ De Violier “. Hij wist een groep toneelfanaten rond de tafel te scharen, hen te overtuigen om cultuur en toneelbelevenis te promoten en te implementeren. En, beste genodigden, ik geloof dat ik jullie niet hoef te overtuigen dat hij in zijn opzet is geslaagd. 
Samen met zijn echtgenote, Mimi, heeft hij zich ingezet voor de groei en de bloei van “ De Violier “, ik zou haast durven zeggen “ Hun Violier “. Niets was hen te veel. Met een enorme gedrevenheid en enthousiasme werd er getimmerd aan de toekomst. Op het einde van zijn levensloopbaan, begon het allemaal wat zwaar te wegen. Jef wou het wat rustiger aan doen, een boek lezen, genieten van de kunst. Maar dat was buiten MIMI gerekend. Zijn pittige, onvermoeibare echtgenote, kende enkel één waar gezegde: “ Voesj doon “.
Een hoogtepunt uit zijn rijk gevulde carrière is zonder twijfel het  honderd jarig bestaan van de Violier. Ik had het voorrecht op deze onvergetelijke viering aanwezig te zijn. Alhoewel op dat ogenblik  zijn gezondheidstoestand niet optimaal was heb ik toch kunnen vaststellen dat hij daar enorm heeft van genoten. Genoten ook omdat hij merkte dat de toekomst van de Violier in goede handen was. Zijn zoon Herman nam meer en meer zijn taak over.Het heengaan van uw dierbare vader, Jef, heeft ons diep getroffen.
In naam van de Orde van het Gulden Masker bieden wij U en de ganse familie, onze oprechte blijken van innige deelneming aan.
Ik wens dit afscheid te verwoorden met een speciaal voor hem geschreven stukje poëzie:

Afscheid nemen doet altijd pijn
Of ze nu jong of oud zijn
Afscheid nemen is ook een beetje sterven
Alle herinneringen in je hart kerven
De dood is als een vlucht uit het heden
Afstand nemen van het verleden
Maar de mooie herinneringen die zijn geboren
Zullen ons troosten,bij wie we hebben verloren
We nemen afscheid van een groot mens, een meester
Onze Orde, van onze zeer gewaardeerde eregrootmeester
Jef, bedankt voor de vele mooie momenten
Vergaderingen, Intronisaties en andere evenementen
Jef, bedankt dat je er altijd voor ons was
Net als een goede schoolmeester voor zijn klas
In onze gedachten blijft u verder leven
Als een fiere Ridder, statig en gedreven
Uw einde kwam zo onverwacht
Jef, geachte eregrootmeester, Rust in vrede, Rust zacht
Aan de familie wensen wij veel sterkte en moed
Hij was een gelukkig man, dat te weten, doet goed